Unesco Werelderfgoed-dorp Veenhuizen bestaat 200 jaar. 'Dan wist je dat er weer een gevangene was ontsnapt'

Tiny Veenstra in haar Koffie- en Theetuin Zunneschien in Veenhuizen. Foto: Marcel Jurian de Jong
Het voorjaar is aangebroken in Koffie- en Theetuin Zunneschien. De grote magnolia staat in bloei, bezoekers genieten in de zon van een kopje koffie of thee met een zelfgemaakt plakje cake. Om hen heen staan allerlei grote en kleine kunstwerken, die van de tuin een nog kleurrijker geheel maken dan deze al is.
Ondertussen zorgt Tiny Veenstra (80) ervoor dat niemand iets tekort komt. Ze maakt zomaar een praatje over het mooie weer, of vertelt aan wie het wil weten wat er in Veenhuizen allemaal te zien is.
Generaal Johannes van den Bosch
Veenstra bestiert te theetuin in Veenhuizen al 33 jaar. Eigenlijk, zo zegt ze zelf, was ze de allereerste zelfstandig ondernemer in het gevangenisdorp. „Tot begin jaren tachtig was Veenhuizen gesloten voor buitenstaanders”, legt ze uit. „Alleen mensen die voor justitie werkten mochten hier wonen. Pas daarna werd Veenhuizen langzaam een dorp waar toeristen heen trokken. Daar probeerde ik met mijn theetuin op in te spelen. Het was een gokje, maar het pakte goed uit. Mensen weten Veenhuizen inmiddels heel goed te vinden.”
Veenstra woont al 56 jaar in Veenhuizen en maakte daardoor een kwart van de 200 jaar geschiedenis in het gevangenisdorp mee. Die geschiedenis begon in 1823, toen de generaal Johannes van den Bosch (1780-1844) in Veenhuizen een strafkolonie uit de grond liet stampen. Veenhuizen zelf was op dat moment een onbeduidend ontginningsdorpje met slechts enkele huisjes en boerderijtjes.
Enkele jaren daarvoor had Van den Bosch de Koloniën van Weldadigheid opgericht. Onder andere in Frederiksoord en Wilhelminaoord werden arme sloebers uit de grote steden in het westen ‘verheven’ uit hun armoedige bestaan en kregen zij een stukje grond om in hun eigen onderhoud te voorzien. In 1823 werd aan de ‘vrije’ koloniën een kinderkolonie toegevoegd in Veenhuizen, waar al snel ook landlopers en bedelaars naartoe werden gestuurd. Duizenden mensen woonden in één van de drie groots opgezette gestichten.
Al in 1859 kwam aan de strafkolonie in Veenhuizen een einde. De Staat nam de bezittingen van de bijna failliete maatschappij over en rond 1900 werden de gevangenissen Esserheem en Norgerhaven gebouwd, die nog altijd in gebruik zijn. Veenhuizen groeide uit tot een justitiedorp, hermetisch afgesloten van de buitenwereld.
„Weinig dorpen hebben zo’n bijzondere geschiedenis”, zegt Veenstra, terwijl ze voor twee bezoekers van haar theetuin een kopje koffie haalt. „Mensen vragen heel vaak of het niet eng is om vlakbij de gevangenis te wonen. Nee hoor, zeg ik dan. Je merkt er helemaal niets van. Vroeger wel, toen hier alleen personeel woonde. Dan zag je af en toe de wachters van de gevangenis heel snel langsfietsten en wist je dat er weer een gevangene was ontsnapt. Maar gevaarlijk is het nooit geweest. Als je ontsnapt wil je hier toch zo snel mogelijk uit de buurt?”
Jubileum wordt gevierd op 20 april
Om 200 jaar Veenhuizen te vieren is door de bewoners een stichting opgericht die met de provincie en gemeente meedenkt over activiteiten. Tot volgend jaar april is er van alles te doen en donderdag 20 april is het hele dorp uitgenodigd voor het officiële openingsfeest.
Een jaar lang activiteiten
Een jaar lang viert Veenhuizen zijn 200-jarige bestaan. Donderdag 20 april is de feestelijke opening van het jubileumjaar, daarna volgen nog vele activiteiten en herdenkingen die in het teken staan van de bijzondere geschiedenis van Veenhuizen. Zo geeft schrijver Wil Schackmann op 23 april een lezing en zijn er later dit jaar symposia, exposities, ploegwedstrijden en een groot dorpsfeest met reünie. Aan het einde van het jubileumjaar volgt een herdenkingsdienst voor alle weeskinderen die omgekomen zijn in Veenhuizen en op de begraafplaats liggen. Op de website van de Koloniën van Weldadigheid is het volledige programma terug te vinden.
„Ik ga wel even langs ja”, zegt Jan Hoekstra (67), die 31 jaar geleden in Veenhuizen kwam wonen. Dat was vlak nadat het dorp open ging en ook mensen die niet bij Justitie werkten, hier een huis konden kopen.
,,Mijn vrouw was kraamverzorgster en kwam ook daarvoor al in Veenhuizen. Dat moest altijd onder begeleiding, best bijzonder. Zij vond het zo’n mooi dorp dat we hier zelf ook zijn komen wonen toen dat mogelijk werd.”
Hoekstra is onderdeel van een groep vrijwilligers die onder andere de grote begraafplaats onderhoudt. Hier liggen meer dan 16.000 mensen begraven, onder wie 10.000 kinderen, landlopers en andere koloniebewoners die in de gestichten overleden. Zij werden allemaal zonder grafmonument op één van de twee grote velden begraven.
„Nog heel vaak komen mensen de begraafplaats op, op zoek naar familieleden die ooit in één van de gestichten hebben gewoond, of later in de gevangenissen hebben gewerkt”, zegt Hoekstra. Hij loopt naar het graf van Leonard Hendrik Seeleman uit 1890. Seeleman was geneesheer en werkte in het grote hospitaal waar nu hotel Bitter & Zoet is gevestigd.
,,Vorig jaar was ik hier aan het schoonmaken toen ineens iemand vroeg of ik wist waar het graf van deze meneer Seeleman was. Dat wist ik wel, ik had het net daarvoor nog opgeknapt. Uiteindelijk zijn drie generaties van zijn nazaten naar de begraafplaats gekomen om zijn graf te bekijken en hebben we een rondleiding gegeven door onder andere het oude hospitaal. Dat zijn mooie momenten.”
Geschiedenis voor het oprapen
Op de begraafplaats, waar Hoekstra in de warme maanden iedere week meerdere dagen te vinden is, ligt de geschiedenis voor het oprapen. En op die geschiedenis moeten de inwoners zuinig zijn, vindt hij. „Zo’n dorp als dit, met deze historie en prachtige omgeving, waar vindt je zoiets? Ik zou het verder niet weten hoor.”
Zo denkt Tiny Veenstra van de theetuin er ook over. Zij heeft om de 200ste verjaardag van haar dorp te vieren, een tentoonstelling ingericht in haar grote schuur. „Ik heb zoveel mogelijk kunstenaars gevraagd om iets te maken met Veenhuizen als thema.” Ze wijst. „Kijk, hier hangt een heel mooi portret van Johannes van den Bosch, gemaakt door een man uit Een.”
Ook bijzonder is het schilderij van weeskinderen die door de poort van het Derde Gesticht lopen, of de twee gehaakte boefjes die tegen de muur zitten. „Samen laten deze kunstwerken zien waar Veenhuizen voor staat”, zegt Veenstra. „Dat vind ik prachtig.”
Al 200 jaar een bijzonder dorp
Nederland is in de eerste helft van de negentiende eeuw straatarm. De grote steden bestaan voor een groot deel uit sloppenwijken, waar mensen onder erbarmelijke omstandigheden leven. Om hieraan iets te doen richt de idealistische generaal Johannes van den Bosch (1780-1844) in 1818 de Maatschappij van Weldadigheid op. Zijn doel: de arme bevolking ‘verheffen’ uit hun situatie door ze een eigen woning en een stukje grond te bieden op het platteland, zodat ze na verloop van tijd in hun eigen onderhoud kunnen voorzien.
De eerst kolonie van weldadigheid wordt opgezet in Frederiksoord. Daarna volgen koloniën in Wilhelminaoord, Willemsoord, Ommerschans, Wortel, Merksplas en Veenhuizen. In dat laatste dorp zet Johannes van den Bosch in 1823 drie grote gebouwen neer voor de opvang van wezen uit de grote steden. In het Eerste, Tweede en Derde Gesticht kunnen in totaal bijna 4000 kinderen wonen, maar al snel wordt het Tweede Gesticht gebruikt voor de opvang van bedelaars en zwervers.
Uiteindelijk blijken de plannen van Van den Bosch veel te duur en in na 1850 verdwijnen de weeskinderen uit Veenhuizen. Justitie neemt het dorp over en bouwt rond 1900 twee gevangenissen. Hier verblijven in de eerste helft van de twintigste eeuw vooral landlopers en bedelaars, later maken zij steeds meer plaats voor veroordeelde gevangenen.
Veenhuizen wordt daarmee een gevangenisdorp. Er komt een ziekenhuis, een school en een verenigingsgebouw. Het hele gebied is afgesloten en alleen het gevangenispersoneel mag er wonen. Zelfs naaste familie mag bij een bezoek alleen het dorp in als daardoor toestemming wordt gevraagd. Aan die bijzondere situatie komt begin jaren tachtig een einde. Veenhuizen opent zich voor de wereld en vooral de laatste jaren komt het toerisme op gang.
In 2005 opent het Nationaal Gevangenismuseum in het gerenoveerde Tweede Gesticht. Het museum is aanjager van de vrijetijdseconomie in het dorp, dat zichzelf steeds meer op de kaart zet. In 2021 wordt Veenhuizen samen met de andere koloniën Unesco Werelderfgoed.