Debat in raad over aanpak bewoning recreatieparken. ‘Ik heb gewaarschuwd voor het gedoe waar we nu in zitten'

Molenbosch in Oldeberkoop. Andries van Vugt
De raad heeft in oktober besloten tot een pilot op het park de Hildenberg in Appelscha. Iedere nieuwe bewoner daar weet precies waar hij aan toe is: je mag er alleen recreatief verblijven. Het college vindt dat je geen juridische ongelijkheid mag creëren op andere parken. Dus ook daar worden sinds het besluit over de Hildenberg nieuwkomers per brief gewaarschuwd, dat permanente bewoning niet wordt toegestaan.
Molenbosch
Dat zorgt vooral voor veel deining op de Molenbosch in Oldeberkoop, waar amper nog sprake is van recreatief gebruik. Het college vindt dat het verbreden van de aanpak na alle parken een kwestie is van ‘uitvoering’, kortom, het mandaat zou dus liggen bij de verantwoordelijke wethouder Marian Jager-Wöltgens. Mogelijk speelt provinciale financiering van de pilot daar ook een rol in, maar dat is de raad niet duidelijk.
Vraagtekens
Vanuit de raad worden vraagtekens geplaatst bij het verbreden van de aanpak naar andere parken. Voorop loopt raadslid Simon ter Heide, die zich enkele weken geleden aansloot bij de fractie van Lokaal Sociaal Ooststellingwerf. ‘Ik heb gewaarschuwd voor het gedoe waar we nu in zitten.’ Als je zolang iets gedoogd, kun je juridisch gezien niet nu ineens brieven gaan sturen, zo is de visie van oud-notaris Ter Heide. ‘Na een vruchteloos telefonisch overleg met mevrouw Jager en de betrokken ambtenaar heb ik mijn ervaringen gedeeld met het presidium en vervolgens vragen opgesteld die ik ook naar de pers heb gezonden.’
Maatwerk
En dat krijgt nu dus een vervolg in de vorm van een notitie die Ter Heide aan de raad voorlegt. ‘Mijn doelstelling is uitvoering van het aangenomen raadsvoorstel. Dus eerst de pilot Hildenberg volledig uitvoeren en vervolgens via maatwerk - met behulp van de resultaten van de pilot - bekijken hoe het verder moet met de andere parken. Dus tot die tijd geen acties bij andere parken waar verdere handhaving van de recreatieve bestemming geen uitgemaakte zaak is. Dit alles kan worden uitgewerkt in een bij voorkeur door de raad vast te stellen plan van aanpak met een daarin opgenomen realistisch tijdspad.’