Susan uit Oosterwolde maakt enorme wandeltocht: De kampeerboerderij

Susan in haar tent. Eigen foto

Susan in haar tent. Eigen foto

Susan van Weperen (24) uit Oosterwolde loopt in Amerika de Pacific Crest Trail (PCT), een tocht van 4286 kilometer van Mexico naar Canada. Vijf maanden trekt ze voor die tocht van 4286 kilometer van Mexico naar Canada uit. Voor het goede doel. Ze hoopt 15.000 euro aan sponsorgeld bijeen te lopen, waarmee ze via de stichting Trees for All 1500 bomen wil laten planten. Doneren kan via de qr-code.

Na vijf dagen wandelen zonder beschaving tegen te komen arriveren we bij een weg. We steken onze duimen omhoog en na een paar minuten krijgen we een lift. We mogen in de bak van een truck zitten. De Amerikaanse vlag die vast zit aan de truck wappert boven onze hoofden.

Na een kwartiertje komen we aan in een piepklein dorpje genaamd Wrightwood. Klein maar fijn, en alles wat een wandelaar wil. Supermarkt, douches, wasmachines, en een buitensport winkel.

We besluiten naar de buitensport winkel te gaan. Achter in de winkel is een hangplek gemaakt voor wandelaars, hier kun je met elkaar kletsen, je telefoon opladen, en wat eten. Voorin de winkel ligt een groot boek met een lijst met plekken waar je kan verblijven in dit dorp. Een nacht hier zijn is wel fijn denk ik terwijl ik door het boek blader. Dan kan ik even uitrusten na deze zware dagen, lekker slapen, douchen, wassen, en nieuw eten inslaan.

Ik zie “cbd boerderij gratis camping” staan in het boek. Zonder verder na te denken bel ik het bijgenoemde telefoonnummer.

Ik krijg een meneer aan de lijn, genaamd Sappy. Hij klinkt behulpzaam en is erg komisch. We maken wat grapjes en hij zegt dat mijn wandelmaatje en ik welkom zijn om vanavond te blijven overnachten in onze tenten op hun terrein. Mijn wandelmaatje is ook akkoord met het idee en we besluiten te liften naar het adres dat Sappy mij zojuist gaf.

We krijgen een lift van een mevrouw met een heel leuk kindje dat vraagt wat wij doen met zulke grote tassen. ,,Heel ver wandelen”, antwoorden wij. Het meisje kijkt ons de rest van de rit verward aan. We worden afgezet bij de zandweg, die leidt naar onze kampeerboerderij. De zon schijnt fel op onze al bezweette hoofden als we over de zandweg lopen, die eindeloos lijkt te duren na de 25 kilometer lange wandeling vanochtend.

Als we de boerderij eindelijk bereiken, worden we begroet door een jongetje op een fiets. Hij is erg spraakzaam en stelt zich voor als Maison. Hij wil ons wel even een rondleiding geven, zegt hij vol enthousiasme.

,,Hier kunnen jullie je tent opzetten”, zegt hij terwijl hij ons onder het gebalk van de ezel een grote zandbak gevuld met allerhande willekeurige voorwerpen laat zien. De zon schijnt fel op het zand, terwijl we onze ogen uitkijken. Hier is letterlijk van alles te zien, van stenen standbeeld tot wasbak, van geroeste fietsen tot halve auto’s. Een klein groen riviertje stroomt te midden van het tafereel en ik wil niet weten wat daarin zit.

Welkomsttoer

Ik heb geen tijd om na te denken, want Maison wil de welkomsttoer vervolgen. Maison heeft geen riem en zijn te grote broek valt letterlijk van z’n heupen. Voor de rest van de toer volgen we dus een jongetje in onderbroek. ,,Hier is de douche”, zegt hij, terwijl hij een hokje laat zien met groen schimmel aan de muur en zwart haar in het afvoerputje.

Mijn wandelmaatje Silver en ik kijken elkaar bedenkelijk aan. De toer eindigt bij Sappy, die ik net aan de lijn had. ,,Jij moet Susan zijn”, zegt hij terwijl we plaats nemen op de houten stoeltjes buiten. Ja, zeg ik terwijl ik aan het hete veldje vol met troep denk waar we straks onze tent moeten opzetten.

Mijn wandelmaatje babbelt wat met Sappy terwijl Maison een halfdode vis in een veel te klein aquarium pest met een stok. ,,Hé”, zegt Sappy. ,,Had ik niet gezegd dat je daarmee moest stoppen Maison?” Maison kijkt betrapt om zich heen. Een mooie kans voor mij om ertussen uit te knijpen, denk ik. ,,Kom”, zeg ik tegen Silver. ,,Dan gaan we even onze was halen.”

We lopen terug naar het veldje naar onze tassen. Silver en ik kijken elkaar aan en barsten in lachen uit. ,,Zal ik zeggen dat we gaan?”, vraag ik hem. Hij schudt z’n hoofd. ,,Ik denk dat het Sappy niet zoveel uitmaakt”, zegt hij. De ezel geeft ons nog een luide afscheidsgroet, terwijl we de oneindig durende zandweg terug aflopen. Het maakt ons dit keer niet uit.